De titel CMYK is een verwijzing naar het beperkte palet van basiskleuren dat wordt gebruikt in de kleurendruk om via optische menging alle kleuren te maken. Deze kleuren (Cyaan, Magenta, Yellow (geel) en Key (zwart)) ongemengd in een acrylverf-variant geven evenwichtig kleurschema. De hard edge kleurvlakken in het beeldvlak grenzen strak aan elkaar. De dikke verflagen geven echter aan de randen van het beeld een grove afwerking. De acrylverf is in een groot aantal lagen aangebracht met behulp van een rakel of door het langs een liniaal met kwaststreken aan te brengen. Vorm en lengte-breedte verhoudingen van het beeldvlak bepalen de vlakverdeling waarin dynamiek ontstaat door het gebruik van cirkels, parabolen en driehoeken of juist stilstand door vormen zoals het vierkant. De kleurcombinaties binnen het palet van vier kleuren geven een beperkt aantal oplossingen die uitgevoerd worden in een serie van schilderijen. Als een variatie binnen de CMYK lijn is bij latere werken wit als element toegevoegd. Dit vijfde element geeft automatisch een meer complexe vlakverdeling.
Het beeldvlak wordt met schetslijnen horizontaal en verticaal gedeeld door 4 en door 5 (acrylverfpalet) of 7 en 8 (olieverfpalet) waardoor er twee rasters ontstaan die de basis zijn voor de vlakverdeling. De verhoudingen van de drager bepaalt zo de compositie. Deze opzet is een afgeleide van het fase-idee dat bijvoorbeeld in muziek bestaat als de periode tussen de momenten waarin twee verschillende ritmes samenvallen. In abstracte zin geeft een fase exact alle stadia binnen een cyclus weer in een afgerond geheel zoals alle jaargetijden een jaar maken. Binnen de schets van horizontale en verticale lijnen zijn verschillende verflagen aangebracht, opgebouwd uit meerdere dunne of juist één dikke laag. In dikte, structuur en manier van aanbrengen houden de lagen een verf-eigen karakter en is de toets machinaal onpersoonlijk. In een tweede interpretatie van het fase-gegeven is de golflijn van een fase, zoals in een wiskundige grafiek, het leidende idee. Deze lijn, in het paneel gefreesd, start en eindigt op dezelfde hoogte en raakt de boven- en onderrand van het beeldvlak. Over de groef heen is monochrome acrylverf, in veel lagen, met een rakel aangebracht. Hierdoor ontstaat een gladde verfhuid met grove verfrafels aan de randen en in de groef. Deze interpretatie is toegepast op zowel een rechthoekig als scheefhoekig vierkant (ruitvormig) beeldvlak. Door het vierkant scheef te trekken ontstaat een meer dynamische golf die de relatie van de lijn met de vorm van de drager accentueert.
Zonder compositie in het beeldvlak worden de intrinsieke waarden van verf (kleur en materie) en de driedimensionale vorm van de drager beeldbepalend. Een dikke verfhuid die over de randen van het paneel uitdijt geven elk werk een eigen identiteit. Deze meest formele benadering benadrukt wat een schilderij sowieso is: verf op een drager. De eigenheid van de werken ontstaat vanuit de eigenschappen van het materiaal. Uniciteit van een werk door het karakter van de verflaag is een conceptueel thema in deze experimentele lijn.