
“A thing is a thing, not what is said of that thing.”
Marco Rump (1971)
is sinds 1996 als kunstenaar werkzaam in Amsterdam.Mijn streven is het kunstwerk vrij van betekenis te laten en esthetiek te vinden in de intrinsieke vorm. Deze werken zijn gemaakt binnen het idioom van de schilderkunst aan de hand van ideeën die de fysieke vorm van het schilderij ondersteunen zoals een beperkt kleurenpalet, eenvoudige logica in compositie en de methodes waarmee de verf is aangebracht. Het doel is alle beeldelementen te laten verwijzen naar wat het schilderij in formele zin is, in plaats van het communiceren van inhoud. De afwerking van het schilderij is een wezenlijk onderdeel van het werk; met dit industriële design worden de werken gesigneerd.
Werkwijze.
Het kunstwerk is onmiskenbaar een schilderij maar alle dimensies van het werk worden overwogen. De vorm en afmetingen van de drager bepalen, via een eenvoudig gegeven of een wiskundig fenomeen, de vlakverdeling. In een serie worden de verschillende mogelijkheden in kleurverdeling of uitvoering systematisch toegepast zonder in herhaling te vallen. Van belang is dat de compositie in een simpele beredenatie "klopt" en de variaties op een thema vanzelfsprekend zijn. Het onderzoek is vooral een intuïtief proces; onderbouwing waarom het beeld klopt, of verklaring van de logica, is niet van belang. Het gaat om het resultaat: het werk dat uit de systematiek voort is gekomen en niet het werk als een illustratie van het gebruikte systeem. Het doel is een werk te produceren dat voortkomt uit reacties op het uitgangspunt en dat als in een natuurlijk proces een vorm vindt. In dit ontstaansproces is de kunstenaar een neutrale uitvoerder van de procedure.Productie methoden en technieken →
Een overzicht van de werkplaatsen →
CMYK serie.

De hard edge kleurvlakken in het beeldvlak grenzen strak aan elkaar. De dikke verflagen geven echter aan de randen van het beeld een grove afwerking. De acrylverf is in een groot aantal lagen aangebracht met behulp van een rakel of door het langs een liniaal met kwaststreken aan te brengen. Vorm en lengte-breedte verhoudingen van het beeldvlak bepalen de vlakverdeling waarin dynamiek ontstaat door het gebruik van cirkels, parabolen en driehoeken of juist stilstand door vormen zoals het vierkant. De kleurcombinaties binnen het palet van vier kleuren geven een beperkt aantal oplossingen die uitgevoerd worden in een serie van schilderijen.
Als een variatie binnen de CMYK lijn is bij latere werken wit als element toegevoegd. Dit vijfde element geeft automatisch een meer complexe vlakverdeling.
Fase serie.

Binnen de schets van horizontale en verticale lijnen zijn verschillende verflagen aangebracht, opgebouwd uit meerdere dunne of juist één dikke laag. In dikte, structuur en manier van aanbrengen houden de lagen een verf-eigen karakter en is de toets machinaal onpersoonlijk. In een tweede interpretatie van het fase-gegeven is de golflijn van een fase, zoals in een wiskundige grafiek, het leidende idee. Deze lijn, in het paneel gefreesd, start en eindigt op dezelfde hoogte en raakt de boven- en onderrand van het beeldvlak. Over de groef heen is monochrome acrylverf, in veel lagen, met een rakel aangebracht. Hierdoor ontstaat een gladde verfhuid met grove verfrafels aan de randen en in de groef. Deze interpretatie is toegepast op zowel een rechthoekig als scheefhoekig vierkant (ruitvormig) beeldvlak. Door het vierkant scheef te trekken ontstaat een meer dynamische golf die de relatie van de lijn met de vorm van de drager accentueert.

3D serie.
Zonder compositie in het beeldvlak worden de intrinsieke waarden van verf (kleur en materie) en de driedimensionale vorm van de drager beeldbepalend. Een dikke verfhuid die over de randen van het paneel uitdijt geven elk werk een eigen identiteit. Deze meest formele benadering benadrukt wat een schilderij sowieso is: verf op een drager. De eigenheid van de werken ontstaat vanuit de eigenschappen van het materiaal. Uniciteit van een werk door het karakter van de verflaag is een conceptueel thema in deze experimentele lijn.In eerdere series, van 1996 tot 2006, is in een olieverf-palet van zeven kleuren kleurcombinaties gekozen die een sfeer maken in abstracte zin maar ruimtesuggestie of associaties door kleur vermijden. Dit leidde doorgaans tot een serie schilderijen waarin verschillende compositie-mogelijkheden in sfeer en balans werden uitgewerkt.
De kleurcombinaties binnen het palet van vier kleuren in acrylverf geven een beperkter aantal oplossingen die uitgevoerd worden binnen een serie. Naast het kleurenpalet en de manier waarop de verf is aangebracht, is in de afwerking van het doek of paneel de grammatica van oplossingen duidelijk te herkennen.
Presentatie.
De titels van de werken zijn nummers en geven de positie van een werk in de serie en het hele oeuvre weer, deze volgorde is niet per sé chronologisch. Op de context, zoals titel en presentatie, wordt eenzelfde idioom van kenmerken toegepast als in de schilderijen. Deze stilistische signatuur versterkt de herkenbaar van het oeuvre.Het fenomeen schilderij.
De verspreiding van een verhaal, visie of stelling via een schilderij is niet langer zinvol nu massamedia tot ieders beschikking staan en kunst voor iedereen gemaakt wordt. Hoe vaak heeft u een afbeelding van "de Mona Lisa" gezien en hoe vaak (en goed) heeft u dat schilderij werkelijk kunnen zien? Uiteraard denkt iedereen in eerste instantie nog aan het schilderij maar in hoeverre is het bestaan van "de Mona Lisa" nog afhankelijk van het fysieke schilderij bij vergeleken het fenomeen in alle andere media? In mindere mate geldt dat voor elk schilderij maar is de symbolische waarde de kern van een schilderij? En hoe verhouden de fysieke kwaliteiten zich dan tot het fenomeen?Door zijn fysieke vorm heeft een hedendaags schilderij automatisch een connectie met de kunstgeschiedenis van de westerse cultuur. Als archetypische vorm van kunst draagt de schilderkunst een kunsthistorische en artistieke context in zich mee en is zo gezegd de pretentieuze drager van het meme "Kunst". Formele schilderkunst sluit in fysieke vorm naadloos aan op de historische, modernistische traditie maar in hedendaagse kunst is het context bewustzijn meer van belang dan de status van het medium.
Zoals bijvoorbeeld post-moderne kunstenaars in een alledaagse omgeving kunst presenteren is met een neo-modernistische benadering de schilderkunst een gekozen context. Formele kunst richt zich op waarneming, op wat er werkelijk te zien is, want de kunstenaar heeft niet de bedoeling iets anders te tonen dan dat en ziet de maker als irrelevant. Het is aan de toeschouwer om de kwaliteit van kleur, materiaal en compositie te beleven en er gedachten over te ontwikkelen met of zonder een besef van de kunst-context en de status van de maker. In die zin is het artistieke onderzoeksveld verruimd en zet de traditie van vooruitgang in de kunst zich meer voort in conceptueel bewustzijn dan in vernieuwing door ontwikkeling in vorm en stijl.
Formalisme.
Zoals in de natuur de doelstelling louter het bestaan is en alles een reactie is op het voorgaande, is in het formalisme het gevolg het enige wat de kunstenaar in gang wil zetten bij het maken van een kunstwerk. Het doel en de inhoud is de vorm. Het behelst de formele aspecten van het werk zoals de afmetingen, beeldelementen en materiaalgebruik – kortom alles wat een schilderij in intrinsieke zin is. Systematiek en logica waarbinnen het ontstaansproces plaatsvindt zijn zonder bijbedoelingen, anders dan het schilderij te laten zijn.In concept en fantasie zijn de mogelijkheden onbeperkt maar slechts te communiceren via taal. De fysieke vorm geeft een onvoorstelbaar resultaat dat fascineert door de wisselwerking die ontstaat tussen uitgangspunt en vormgeving en de esthetische sensatie van direct oogcontact met materie en de kwaliteit van kleur.
Het inzoomen op het schilderij of, anders gezegd: het minimaliseren van de wereld erbuiten, is niet als statement bedoeld maar louter een gevolg van de concentratie op het schilderij. In de formele benadering is het werk geen medium voor het overbrengen van een verhaal of de representatie van een persoonlijke gedachte of werkelijkheid. Door het negeren van inhoud wordt het kunstwerk bevrijd van de discussie over wat de kunstenaar ermee bedoeld kan hebben en hoe het geïnterpreteerd zou moeten worden, en wordt het een autonoom gegeven dat door iedere toeschouwer op een eigen manier beleeft kan worden.
Artistieke verwantschap.
Stromingen en termenBauhaus → Concrete art → Suprematisme → Color field painting → Cold abstraction/Geometric abstraction → Abstract expressionisme → Hard-edge painting → Systemic painting → Formalism → |
1880 - 2000Josef Albers [1888 - 1976] Max Bill [1908 - 1994] Marcel Duchamp [1887 - 1968] Lucio Fontana [1899 - 1968] Donald Judd [1928 - 1994] Yves Klein [1928 - 1962] Kasimir Malevich [1878 - 1935] Èdouard Manet [1832 - 1883] Henri Matisse [1869 - 1954] Piet Mondriaan [1872 - 1944] Barnett Newman [1905 - 1970] Ad Reinhardt [1913 - 1967] Gerrit Rietveld [1888 - 1964] Mark Rothko [1903 - 1970] |
HedendaagsJan Andriesse [1950] Daniel Buren [1938] Ian Davenport [1966] Peter Davis [1972] Peter Halley [1953] Herbert Hamak [1952] Jasper Johns [1930] Anish Kapoor [1954] Ellsworth Kelly [1923] Imi Knoebel [1940] Kenneth Noland [1924 - 2010] Blinky Palermo [1943 - 1977] Robert Rauschenberg [1925 - 2008] Gerhard Richter [1932] Bridget Riley [1931] Frank Stella [1936] Jens Wolf [1967] |
.scripsit is bijgewerkt op 5 maart 2015.